Diverse websites komen de laatste
tijd met nieuwe spookverhalen over thermometers. Er wordt onder
meer beweerd dat de WMO en de NOAA doelbewust de laatste
decennia meetstations hebben verwijderd uit de databases.
Vorig jaar werd in Nederland al een spookverhaal verspreid, dat
het KNMI jarenlang te hoge temperaturen zou hebben gemeten in De
Bilt. Onder meer in Weereldnieuws werd al snel bericht, dat de
werkelijke feiten heel anders waren (zie
hier).
De verhalen die nu de ronde doen, vinden hun oorsprong in een
artikel dat twee weermannen publiceerden op de site van de de
Amerikaanse denktank SPPI. Er wordt onder meer gesteld dat NOAA
en WMO systematisch meetstations uit de databases lieten
verdwijnen, land voor land, met name stations op hoger gelegen
plekken, op hogere breedtegraden en in landelijke gebieden;
volgens het artikel allemaal stations die een tendens tot
afkoeling hadden vertoond. Hierdoor zou het beeld van
wereldwijde opwarming enorm vertekend zijn.
Wat zijn echter de feiten?
1. Over de decennia vóór 1990 zijn inderdaad veel meer gegevens
van landstations dan over de decennia na 1990. Dit komt omdat de
databases twee soorten bronnen hebben: de maandelijks
systematisch binnenkomende stroom aan zogeheten CLIM-rapporten,
én incidenteel beschikbaar komende tijdreeksen van stations
zonder CLIM-rapporten. Rond 1990 zijn er met name een aantal
verzamelingen van die (incidentele) tijdreeksen ter beschikking
gekomen, die dus wel gegevens vóór 1990 bevatten en niet erna (o.a.
uit de voormalige Sovjet-Unie, China en Afrika). Verder is het
aantal stations in o.a. Rusland drastisch afgenomen, niet op
initiatief van de NOAA/WMO, maar door het uiteenvallen van de
Sovjet-Unie.
2. Toonden de stations die na 1990 niet meer beschikbaar waren,
een andere trend dan de overige stations, zoals beweerd? Nee,
inmiddels hebben drie onafhankelijke onderzoeken getoond dat er
geen significant verschil was; dat de 'verdwenen' stations zelfs
een iets grotere opwarming vertoonden.
3. Maakt het verdwijnen van (eventueel hooggelegen, dus koudere)
stations een essentieel verschil? Nee. Voor een berekening van
'wereldtemperatuur' wordt niet gekeken naar absolute
temperaturen, maar naar de afwijking ten opzichte van een zekere
basisperiode. Deze wordt voor elk station bepaald die zowel in
de basisperiode als 'nu' gegevens heeft, daarna worden die
afwijkingen gemiddeld.
Even 'wiskundig' beschreven. We hebben een gebied met 3 stations
in de basisperiode (A, B en C), waarvan C onlangs is
weggevallen. De basisperiode noemen we 0 en 'nu' is 1. Hoe wordt
nu berekend wat het temperatuurverschil (dT) is tussen 'nu' en
de basisperiode voor het betreffende gebied?
De methode die NIET gebruikt wordt is:
dT = ((A1+B1):2) - ((A0+B0+C0):3)
De methode die WEL gebruikt wordt is:
dT = ((A1-A0)+(B1-B0)):2
(Waarbij A0 B0 en C0 uiteraard de eerdere temperaturen zijn
en A1 en B1 etc. de temperaturen daarna zijn).
Voor het temperatuurverschil van 'nu' blijft station C dus
buiten beschouwing, en heeft derhalve geen effect.
4. Zorgt het 'verdwijnen' van stations op een hogere
breedtegraad, en (zoals ook beweerd) het verplaatsen naar lagere
breedtegraden, voor een kunstmatige opwarming? Integendeel,
juist de meest Arctisch gelegen stations kennen de grootste
opwarming, en stations dichter bij de evenaar de minste. Het
effect zou dan dus juist omgekeerd zijn.
5. Er zijn drie instituten die een 'wereldtemperatuur' berekenen
op basis van gegevens van landstations en schepen/boeien, en
twee instituten die hetzelfde doen op basis van waarnemingen uit
satellieten. De opwarming van decennium 1990-1999 tot het meest
recente decennium 2000-2009 bedroeg volgens de eerste drie
instituten resp. 0,20°C (GISS), 0,17° (NCDC), en 0,17° (HADCRU),
en volgens de laatste twee instituten 0,16° (UAH) en 0,17° (RSS).
Alleen bij GISS wordt het (sterk opwarmende) Arctische gebied
meegerekend, bij de andere niet (waardoor ze de facto de
gemiddelde wereldtemperatuur aannemen voor dat gebied). |